ADONIS
Inleiding:
Deze naam is een grieks-latijnse godennaam en tot stand
gekomen door het woord ’adoni te gebruiken van de noordwest-Semietische culten
= heer. Het werd reeds gebruikt als een goddelijke toevoeging in het 3e
millennium v.C. Het is het zelfstandig naamwoord ’adanu > ’adon, dat
voorzien werd van het achtervoegsel –iy / -î voor de eerste persoon enkelvoud =
mijn heer. We komen het als zodanig tegen in aanroepende formules van de
Papyrus Amherst 63, kolom 12 (13). In de semietische teksten verwijst het niet
naar een of andere godheid in het bijzonder, behalve in joodse overleveringen,
waar het meervoud van majesteit ’Adonay letterlijk “mijne heren” betekent en
een surrogaat is voor de onuitsprekelijke naam van Yahvé.
The world
of the Phoenicians, Sabatino Moscati in a translation by Alastair Hamilton:
p.58: The
third god of Byblos ,
Adonis, is only given this name by the Greek authors. The name, however, is
obviously Semitic – adon = ‘master’, and the pronominal suffix, -î, ‘my
master’. The same Greek sources present the figure of a young god who dies and
resurrected. He expresses the animal death and rebirth of earthly vegetation
and is thereby connected with the figure of the mother goddess in the cult and
the myth …………
The Greek
myth is an obvious repetition of the ancient Oriental myth of Dumuzi, Tammuz,
Osiris , Telipinu, Baal, …………….
p.65: The
sanctuary of Aphka was in the Lebanese
mountains at the source of the river Adonis, now Nahr Ibrahim. Offerings to
Astarte were cast into a bowl…………..
As the
river neared the sea the riverwater occasionally turned in reddish colour.
Lucian relates that according to the faithful the red was the blood of
Adonis……………………
Griekse
mythologie:
Adonis is
hierin de held, die bemind wordt door Aphrodite. Hij blijkt de zoon te
zijn van verschillende personen volgens evenzovele overleveringen. Afhankelijk
van de bron zijn dat Cinyras en Myrrha, of van Phoenix en Alphesiboea, of van
Cinyras en Methaene, of van Théas en Myrrha. Om zijn schoonheid te bewaren
verborg Aphrodite hem in een korf, die ze aan Persephoné toevertrouwde. Toen
hij op de jacht door een wild zwijn gedood was, verkreeg Aphrodité gedaan, dat
hij slechts de helft van het jaar bij Persephoné in de onderwereld behoefde te
blijven, de andere helft van het jaar brengt hij bij de goden door op de
Olympus. Uit zijn bloed ontstond de tedere en kort bloeiende anemoon. Een
versie van het verhaal houdt in, dat Persephoné Adonis niet meer wil
teruggeven. Toen besliste Zeus, dat Adonis een derde van het jaar bij Aphrodite
en een derde van het jaar bij Persephoné zou blijven, terwijl hij over een
derde van het jaar vrij zou kunnen beschikken. Adonis verkoos ook die tijd met
Aphrodité door te brengen.
Oorsprong en aard:
De mythe heeft echter ondanks de griekse hoge vlucht een
semietische oorsprong en wel duidelijk fenicisch. De naam komt dan ook van ’dn
= heer, hetgeen een toevoegsel is voor koningen en goden. Hij wordt
geidentificeerd als Osiris en
Dumuzi/Tammuz volgens diverse bronnen in latere tijden. Waar stond de godheid
eigenlijk voor? Daar circuleren verschillende meningen over, zoals ‘geest van
de vegetatie’, ‘stervende god’, ‘agrarisch karakter’, ‘Ešmoen’, ‘parfum als
attribuut’, ‘de mislukte jager’. De oorsprong is echter duidelijk fenicisch met
een godheid, die sterft en toch weer komt tot een wederopstanding. Adon wordt
echter in de loop der tijd totaal vergriekst, waarbij hij als Adonis
mysterieuze culten en hele tuinen krijgt bijgevoegd.
Adonis-feesten:
In Griekenland werden feesten in de hoogzomer gehouden ter
ere van Adonis, Deze veelal orgiastische feesten eindigden met klaagzangen over
de dood van de held. In Athene werd in de 5e eeuw v.C het feest
georganiseerd door vrouwen op de daken van de huizen. In Alexandrië werd in de
3e eeuw na Chr. het feest in het koninklijk paleis gevierd in
aanwezigheid van de koningin als het schijnbeeld van Adonis. In Byblos werd in
de keizertijd een Adonis vereerd tijdens openbare feesten, waaraan ook mannen
deelnamen. Hieraan werd de heilige prostitutie van de vrouwen gekoppeld. Na de
klaagzangen over de dood van de helden volgden hier echter vreugdevolle
liederen over de wederopstanding (égersis). In al deze plaatsen werden speciale
Adonis-tuinen aangelegd.
Ammianus Marcellinus schrijft over het festival van Adonis
in Byblos in de 4e eeuw v.C het volgende: “Bij de dood van koning Grumbates tegen de Perzen tijdens Constantijn
(337-361 na Chr) wordt een begrafenisceremonie gehouden: de vrouwen beklagen
zich luid over de hoop van de natie, die neergemaaid werden in de bloem van hun
jeugd, terwijl zij zich kommervol en huilend op de gebruikelijke manier op de
borst slaan. Net zoals de priesteressen van Venus worden gezien in het treuren
bij het jaarlijkse festival van Adonis, dat, zoals de mystieke kennis van de
religie ons verteld, een soort symbool is van rijpend graan.”
Syro-fenicische cultus:
De ontdekking van een tempel voor Adonis te Dura-Eurropos
geeft inzicht in de cultus in het semietische milieu. Deze tempel is voorzien
van een lange toegang (54m lang en 8-11m breed). De eigenlijke tempel bestaat
uit een boog over de ‘naos’, geflankeerd door 2 kamers. Daarnaast staat een
tempel van Atargis en ook zijn er nog 9 aparte zalen, waar de
‘thiases’(=Marzeh) bijeenkwamen. Geen enkele andere tempel bevat hier zoveel
ruimtes voor de heilige banketten.
In 181/182 na Chr. worden een zuilengalerij en een
provisiekamer toegevoegd aan het tempelcomplex, hetgeen er op wijst, dat het
een onderdeel vormt voor de heilige maaltijden. De wijding vind plaats door 2
personen, een met een arabische naam Solaios en een met arameese naam Gornaios
(zoon van de hogepriester en tevens ‘desmophulax’). Dat laatste is een titel
voor een heilige functionaris voor de cultus van Adonis.Dit soort wijding ging
niet gepaard met offers, want in het hele tempelcomplex is geen enkel altaar
aangetroffen. Adonis blijkt in Dura-Europos een agrarisch getinte godheid te
zijn en daarbinnen speciaal een wijnngod. Op andere plaatsen beschikt Adonis
over tuinen, die voorzien zijn van taveernes, waar de wijn gedronken wordt.
Soms beschikt hij zelfs over een heilig bos, zoals te Bethléem: “Bethleem lucus adumbrat Thamuz, id est
Adonidis” (Jér., Ep. 58,3).
Punische cultus:
Deze wordt in Noord-Afrika aangetroffen in de Romeinse
periode. Een ‘sacerdos Adonis’ wordt genoemd in een inscriptie uit Béchateur
(Thisi, IL Tun I 1188) en uit een wijding uit de omgeving van Nepheris vanuit
de jaren 198 en 209 na Chr., die begint met de woorden “Adoni Aug(usto) sac(rum)” (CIL.VIII, 24031). Deze titel refereert
niet aan de Syro-fenicische Adonis, maar gewoon aan Baal Hamon (afrikaanse
Saturnus).
De Adonis van
Byblos:
Byblos et la fête
des Adonis, Brigitte Soyez, Leiden, E.J.Brill 1977.
Les fêtes
adonidiennes apparaissent, au terme de cet ouvrage, comme le noyau de vie
cultuelle giblite. Sans remettre en cause la définition même du mythe, la
question de la date des Adonies nous a permis d’ébaucher leur origine à la fois
historique et poétique, les conditions qu’elles nécessitaient et la manière
dont elles se déroulaient.
J’insisterai davantage, pour finir, sur la
notion de couple qu’impose la présence, à la tête du panthéon local, de deux
divinités cardinales, Adonis et Ba‘alat. Cette dualité est loin, en fait,
d’être un phénomène unique. Si l’on accepte le cas de Béryte, dont les cultes
sont largement calqués sur la croyances syriennes et, plus spécifiquement
héliopotaines, Sidon et Tyr connaissent, elles aussi, la dyade.
Tout porte donc à
croire, qu’il faut chercher ailleurs qu’en Phénicie les origines de la trinité
dont les Syriens firent au contraire grand usage. Les panthéons côtiers, en
profonde mutation à partir de la période hellénistique, sont unanimement
fidèles à la fécondité ancestrale, symbolisée par l’une ou l’autre forme
d’Astarte. Mais à ses cotés une entité nouvellement créeé. Que l’on peut
qualifier de dieu jeune, a supplanté Ba‘al.
Nous entrevoyons
là une révolution commune dans la mentalité religieuse du temps ; une
continuité existe puisqu’Adonis est devenu, au même titre qu’Eshmun et que
Melqart, la dépositaire de la fertilité vitale de la nature, mais on devine,
davantage encore, la marque d’une ouverture car l’inquiétude enracinée dans la
personnalité de Ba‘al disparaît peu à peu avec la naissance d’espoir auquel
participent les divers avatars de l’Adonis giblite. La perspective divine
s’est, en somme, élargie. La peur fait place à l’espérance ; la salut est
tout proche et la moisson ne cessera jamais d’être abondante.
Literatuur :
- W.Atallah,
Adonis dans la littérature et l’art grecs, Paris 1966.
- G.Piccaluga, Adonis
e i profumi di un certo strutturalismo, Maia n.s.26 (1974).
Adonis, i
cacciatori falliti e l’avvento dell’agricoltura, Il mito greca, Roma 1977,
p.33-48.
- B.Soyez, Byblos
et la fête des Adonies, Leiden 1977.
- S.Ribinchini,
Adonis, Aspetti ‘orientali’ di un mito greco, Roma 1981.
Adonis.
Relazioni del Colloquio in Roma (1981), Roma 1984.
- G.J.Baudy, Adonisgärten. Studien zur antiken
Samensymbolik, Königstein, 1986.
-
M.J.Rostovtzelf + F.E.Brown + C.B.Welles, The Excavations at Dura-Europos,
Preliminary Report of the Seventh and Eight Seasons of Work 1933-1934 and
1934-1935. New Haven
1939.
- F.Cumoni,
Les desmophulax d’Adonis, Syria
22 (1941). P.292-295.
J.T.Milik,
Dédicaces faites par des dieux (Palmyre, Hatra, Tyr) et des thiases sémitiques
à l’époque romaine, Paris 1972, p.142, 204-205.
- J.Toutain,
Bulletin de la societé nationale des Antiquaires de France 1915, p.269-299 +
BAC 1918 p.CLXX – CLXXII.
- Sabatino
Moscati, The world of the Phoenicians.
-
G.E.Markoe, Phoenicians, Berkely, 2000.
- C.R.Krahmalkov,
Phoenician-Punic Dictionary, Leuven 2000.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten