THE PILLARS OF MELQART?
=======================
De zuilen van Herakles worden omstreeks 700 v.C beschreven
in de Griekse mythologie. De Romeinen zullen de benaming later als Hercules
overnemen. De mythe houdt onder meer in, dat Herakles in de straat van Gibraltar
twee zuilen uit elkaar houdt, waardoor Europa en Afrika van elkaar gescheiden
worden. Wellicht is dit denkbeeld zelfs terug te voeren op het bijbelverhaal
van Samson bij de Filistijnen, waarbij hij twee zuilen in een tempel sloopt,
waardoor het geheel instort.
Met de zuilen van Herakles worden waarschijnlijk de bergen
Djebel Musa bij Ceuta en de kaap van Gibraltar bedoeld. Op een kaart van
Ptolemeus (100-178 na Chr) staan er bij Ceuta en Gibraltar daadwerkelijk
pilaren. Overigens gaat het bij de zuilen van Herakles volgens de mythe
eigenlijk om Atlas, want de mythe rept over één van de werken van Herakles,
namelijk om de gouden appels te stelen van de Hesperiden (dochters van Atlas,
die de tuin van Hera onderhielden). De titaan Atlas werd bij Homerus beschouwd
als zetelend op de berg Atlas in het verre westen, die daar de hemel draagt op
zijn schouders. In het verhaal ontheft Herakles nu Atlas van zijn zware taak,
waardoor deze titaan de diefstal kan gaan plegen.*
Is het nu zo, dat de Feniciërs wellicht de Griekse benaming
van de Grieken als zuilen van Melqart overnamen, of andersom, dat de Grieken
een Fenicische naamgeving overnamen?
Via Philo van Byblos kennen we de Fenicische geschiedenis
van Sanchuniathon, die als een van de vroegste mensen Ousoos noemt, die te
Tyrus twee gedenktekens oprichtte. Sanchuniathon leefde in de 14e
eeuw v.C (als hij werkelijk heeft bestaan) en Philo vertaalde de Fenicische
tekst in de 1e eeuw na Chr. Van wie stamt de overlevering werkelijk
af?
Van de mythe definitief naar de tastbare steen: Koning
Salomo laat in de 10e eeuw v.C door Fenicische handelslieden een
tempel bouwen, waarschijnlijk naar het voorbeeld van de tempel van Melqart te
Tyrus. Voor zijn tempel bij de ingang staan twee zuilen, die Jachin en Boas
worden genoemd. Herodotos beschrijft vijf eeuwen later de zuilen van de tempel
van Melqart te Tyrus als volgt (I,2):
“...... Ik heb deze
ook gezien: rijk voorzien van alle mogelijke wijgeschenken en er waren daarin
twee zuilen, een van zuiver goud en de andere van smaragdsteen, die des nachts
een geweldig licht uitstraalde.”
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
* Er zijn ook andere versies
van o.a. Strabo en Diodorus.
Nu is het verleidelijk om met de hiervoor vermelde gegevens
in één keer de verbinding naar de Zuilen van Melqart te leggen. Het ligt zo
voor de hand. Toch moeten we daar voorzichtig mee zijn. Bij Griekse tempels
komt het fenomeen van de twee hoekzuilen bijvoorbeeld niet of nauwelijks voor,
terwijl zij toch vooral met deze mythe schijnen te zijn komen aandragen.
Voor de diepere betekenis van de zuilen of bergen moeten we
wellicht verder teruggaan in de tijd. Bij de Egyptenaren hebben we het fenomeen
van de obelisken. Egypte bestond in feite uit twee koninkrijken: boven-Egypte
en beneden-Egypte. In elk dier hoofdsteden stond een grote obelisk. De
obelisken van Memphis en Thebe stonden voor het opgaan in een nieuwe wereld.
Ditzelfde idee lijkt terug te komen bij de straat van Gibraltar, waar de
zeelieden ook een nieuwe wereld en een nieuwe zee ingingen. Gezien de nauwe
verbindingen tussen Fenicië en Egypte is het niet zo gek deze relatie hier te
aan te brengen.
Er is ook een andere invalshoek te maken met de godheid
Melqart als centrale figuur.
Tussen de goden van het oude Nabije Oosten, die stierven en
weer tot leven kwamen, figureert vooral Melqart, de koning van de stad, de heer
van Tyrus. Zijn dood en heropstanding werd gevierd door de Tyriërs. Volgens
Menander van Ephesus (via Josephus Ant.Iud.VIII 5,3) begonnen tijdens de
regering van Hiram I (970-936 v.C) de inwoners van Tyrus zijn feestdag te
herdenken in de maand “peritius” (februari/maart). Met de koloniale expansie
van Tyrus verhuisde ook de mythe van Melqart mee naar het westen. Zo kwam een
versie van dit verhaal ook aan in Spanje. Sallustius (1e eeuw v.C)
heeft het over de Aphri en in dit verband noemt hij het graf van de god in de
tempel te Gades. Pausanius (IX 4,6) schijnt ook te verwijzen naar de viering
van de dood en de wederopstanding te Gades. Tijdens die festiviteiten moesten
de vreemdelingen de stad verlaten en een afbeelding van de godheid gezeten
naast of op een hippocamp werd verbrand.
Tijdens het feest van Melqart te Gadir zongen de mensen
liederen ter zijner ere. Philostratus (Vita Apol.V 4) brengt dat ertoe te
beweren, dat de inwoners van Gades de enigen ter wereld zijn, die de dood in
gezangen vieren.
De Feniciërs moeten enige verhalen omtrent het leven van
Melqart hebben opgeschreven. Zijn identificatie met Herakles, of misschien
beter, de identificatie van Herakles met Melqart wijst op de werken en reizen.
Niets daarvan is bewaard gebleven, zelfs niet bij de klassieke schrijvers. Een
directe link tussen de werken van de Griekse held en de Fenicische mythe lijkt
dus niet aanwezig te zijn.
Toch wijst Yu.B.Tsirkin in zijn artikel “The Labours, Death
and Ressurection of Melqart as depicted on the Gates of the Gades’ Herakleion”
(RSF 1981) op een mogelijke aanwijzing. Silius Italicus (III 32-44) beschrijft
namelijk de poorten (van de tempel) te Gades en vermeldt de afbeeldingen
daarop:
- Hydra van Lerna met gesnoeide slangen;
- het gewurgde hoofd van de Nemeïsche leeuw;
- de wachter (Cerberus) van de Styx, die de doden schrik
aanjaagt door zijn wilde blaffen, tierend in zijn ketenen, als hij uit zijn
eeuwige kelder wordt gesleept;
- Megaera;
- Thracische paarden, die mensenvlees eten;
- de wilde beer van Erymanthus;
- de geweien van de koperpotige hinden;
- het kind van het Libysche land (Antaeus);
- de centauren (half mens, half paard);
- de rivier Acarnania (Achelons met één hoorn);
- de berg Oeta in vuurgloed.
Als we er vanuit mogen gaan, dat Silius Italicus niet alles
uit zijn duim heeft gezogen, dan zou Melqart heel wat mythische dieren geknecht
hebben, een rol spelen in de gang naar de onderwereld en symbool kunnen staan
voor diverse natuurlijke gegevens als bergen en rivieren.
Sancti Petri
Maar er is meer en daar hecht ik nog meer geloof aan. Silius
Italicus beschrijft verder een ander gezicht (of afbeelding op die poorten?) en
wel de werking van de zee. Nereus en Neptunes worden erbij gehaald om de
furieuze werking van eb en vloed rond Gadir te beschrijven. Ook Strabo verhaalt
hierover. En dat is veel woester dan in de Middellandse zee voorkomt. Er opent
zich een nieuwe wereld!
De combinatie van tempelzuilen, de poorten van de tempel op
Sancti Petri, de bergen Gibraltar (Calpe) en mogelijk Dj.Musa of Monte Hacho (Abyla),
de identificatie Melqart/Herakles, het zeepaard, de beschrijving van de oceaan,
de rivier van de doden etc etc maakt, dat we inderdaad wellicht van de zuilen
van Melqart kunnen spreken. Een 100% sluitende bewijsvoering ontbreekt echter.
Ook de klassieke overleveringen van de zuil van rook en die van vuur en de
holle zuil met alle relaties van dien naar de bergen aan de straat van
Gibraltar kunnen dat niet ten volle brengen.
|
Klassieke overleveringen:
-------------------------------
Deze zijn bepaald niet eenduidig en veelal tegenstrijdig.
De oudste klassieke vermeldingen
van de Zuilen zijn nogal vaag, omdat men deze wereld niet echt goed kende. De
Zuilen fungeren meer als ijkingspunt.
Herodotos is daar een goed voorbeeld van:
I, 202: “... Want de
gehele zee, die door de Grieken wordt bevaren en de zogenaamde Atlantische zee
buiten de Zuilen en de Rode Zee zijn eigen één zee.” Eigenlijk een zeer
moderne opvatting!
II, 33: ... De Kelten
nu wonen buiten de zuilen van Héraklès en grenzen aan de Kynesiërs, die van
alle in Europa wonenden het verst naar het westen wonen.” De Algarve komt
in beeld.
IV, 8: .... Geryonès
echter woonde buiten de Pontos en wel op het door de Grieken Erytheia genoemde
eiland bij Gadeira buiten de zuilen van Héraklès aan de Okeanos.” Al snel
belanden we in de wereld van legendes en mythen.
IV, 42: ... zodat ze
na verloop van twee jaren in het derde jaar de Zuilen van Héraklès omvoeren en
weer in Egypte kwamen.” Dit is een fragment van de reis van Feniciërs rond
Afrika t.t.v.Necho.
IV, 185: Tot en met
die Atlanten kan ik de namen opsommen van de mensen, die in de zandstrook
wonen, maar verder niets meer. In elk geval loopt de strook tot de Zuilen van
Héraklès en daar nog voorbij.” De Sahara kan hij niet goed plaatsen.
Herodotos gaat niet echt in op de Zuilen zelf, maar Heracles
wordt er wel standaard aan gekoppeld.
Sommige klassieke
schrijvers signaleren naast het ijkingspunt ook gebeurtenissen en
omstandigheden bij en omtrent de Zuilen:
Appianus:
“…. And near the Pillars of Hercules they
crossed over the ocean and some of them overran a part of Africa ….”
(c.153 BC).
Preface 1:
“… Then entering the Mediterranean by the
Pillars of Hercules ….”
Mithridatic
Wars 93: “…. They dominated now not only
the Eastern waters, but the whole Mediterranean to the Pillars of Heracles.”
(time of the Pirates/Pompeius).
Polybius:
2,1: “… stak bij de
Zuilen van Herakles over en begon de macht over Spanje voor de Carthagers te
veroveren.” (Veldtocht Hamilcar Barcas in 238/7 v.C).
3,37: Opdeling bewoonde wereld in drie delen, waarbij de
zuilen van Herakles een belangrijk ijkingspunt zijn.
3,39: Betreft de afstanden van de Zuilen naar de Pyreneeën
(=8000 stadiën), naar Carthago-nova (=3000 stadiën).
10,7: “... Mago hield
zich op aan deze kant van de Zuilen van Herakles in het gebied van de Koniërs
(begintijd Scipio Africanus in Spanje).
10,40: “... de
grootste en mooiste gebieden van Noord-Afrika vanaf de altaren van Filainos to
aan de Zuilen van Herakles in de macht van zijn vaderland gebracht...” (Dit
gaat over Scipio Africanus, maar zover was het nog niet in zijn verhaal).
16,29: “... want de
straat bij de Zuilen van Herakles is vele malen breder dan die bij de
Hellespont. De eerstgenoemde straat is zestig stadiën breed en die bij de
Abydos twee.....
.... Maar de zee-engte
bij de Zuilen van Herakles wordt slechts zelden en dan nog door weinig mensen
gebruikt, omdat er geen regelmatig contact is tussen de volkeren, die aan de
punt van respectievelijk Europa en Afrika wonen en omdat men onbekend is met de
Buiten-Oceaan.”
(vergelijking met de zeestraat van Abydos).
De volgende klassieke
schrijvers gaan meer in op het karakter en uiterlijk van de Zuilen:
Het idee van de twee eilanden:
Euctemon (5e eeuw v.C) komt daar als
eerste mee, waarin hij gevolgd wordt door Artemidorus (late 2e
eeuw v.C). Zij worden
geciteerd door Strabo (Geography III 5,3):
“Close to the Pillars there are two isles,
one of which they call Hera’s Island; moreover there are some who call these
isles the Pillars.”
Strabo (Geography III 5,5):
“…… Again, some have supposed that Calpe and
Abilyx are the Pillars, Abulyx being that mountain in Libya opposite Calpe
which is situated, according to Erastosthenes, in Metagonium, country of a
nomadic tribe; while others have supposed that the isles near each mountain,
one of which they call Hera’s Island, are the Pillars. Artemidorus speaks of
Hera’s Island and her temple, and he says there is a second isle, yet he does
not speak of Mount
Abilyx or of a Metagonian
tribe.”
Kan hier de relatie Aštarte-Hera-Juno een rol spelen?
Strabo noemt de zuidelijke zuil Mons Abilyx. De zeestraat is
volgens hem slechts 60 stadiën breed en bij Abilê maakt hij gewag van een
monument voor de zeven broers. De lengte van de zeestraat bedraagt volgens hem
120 stadiën. De berg Abilê is vergeven van wilde dieren en hoge bomen. De
breedte van de zeestraat is gemeten bij Elephas, maar waar ligt dat? Is dat
Benzu, waar zoveel ankers en amforen zijn gevonden?
Avienus (Ora Maritima 350-369) volgt deze
gedachtengang van de twee eilanden en noemt ook Abila. Hij toont daarbij de
Fenicisch/Punische oorsprong van de naam aan.
In werkelijk zijn er ook twee eilanden bij de kapen. Paloma
in Spanje en Perejil in Marroko.
Het lijkt dus allemaal duidelijk te zijn met die twee
eilanden, maar dat is het niet, want Strabo gaat in zijn verdere
berichtgeving voor verwarring zorgen:
“ ... Calpe, the mountain near the Pillars”
> Calpe is dus niet een zuil!
“ … those pillars which are in the temple of Heracles at Gades to the Pillars of
Heracles is less reasonable …” > Zijn er nu vier verschillende zuilen??
“ I mean Calpe ,
which, although its circumference is not great, rises to so great a height and
is so steep that from a distance it looks like an island.” > De
zuilen liggen kennelijk geisoleerd van het vasteland en lijken daarom eilanden!
De zuilen zijn dus schiereilanden.
De zuidelijke zuil wordt dus mogelijk gevormd door de Djebel
Musa (842 m). De Romeinen
noemen dit Ad Abilem.
Ptolemeus (Geography IV 3,4 + 3,7)
distinguishes Ad Septem Fratres (lengte 7 graden 40 minuten, breedte 35 graden
50 minuten) from the Pillar of Abila (lengte 7 graden, breedte 35 graden 40
minuten) locating the latter to the SE of Ceuta.
The
Itinerarium Antonius makes a distinction between the town Ad Septem Fratres (Ceuta ) and the Pillar
(monte del Hacko) situated NE of the town.
Plinius noemt in dit verband (III 4) de drempel van
de Middellandse zee.
“Waar de engte het
smalste is, versperren aan weerskanten hoge bergen de doorgang, de Abila in
Afrika, in Europa de Calpe, de grenspalen van de werken van Hercules. Daarom
noemen de inheemse volken dit de zuilen van deze god en ze geloven, dat dit
gebergte eerst moest worden doorgestoken en daarna de zeeën heeft
binnengelaten, die tevoren waren buitengesloten, en dit heeft vervolgens de
aanblik van de natuur ingrijpend veranderd.”
Pomponius Mela (I 27) noemt ook beide kapen:
“Darauf folgt ein sehr
hoher Berg, der dem, den Spanien auf der Gegenseite aufsteigen lässt, gegenüber
liegt: Dieser heisst Abila, jener Kalpe, beide zusammen Säulen des Herakles.”
Pomponius Mela komt ook bij Abila met de sage, dat Hercules
de bergen hier gescheiden kan hebben. Hij vervolgt in boek I,28: “Voor de verdere rest is de omgeving
onbelangrijk en er valt nauwelijks iets beroemds te ontdekken. Het wordt door
kleine steden bevolkt, laat kleine rivieren in zee uitmonden en is eerder door
de bodemgesteldheid en door de mensen van belang. Door de slapheid van de
bevolking is dit gebied onberoemd.” Mela heeft geen al te hoge dunk van de
streek,maar hij voegt er nog een eigenaardigheid aan toe. De zuidelijke zuil
bestaat eigenlijk uit zeven sterk op elkaar gelijkende bergen, die daarom de
zeven broers worden genoemd.
Dan is er nog een klassieke benaming van de “prom.
Abilyce”=”Herculea Columna Libyae”, maar dit is niet de Djebel Musa, maar
eerder “Acho Ceuti”.
Dit sluit aan bij de oprmerking van Ps.Skylax: “the
low pillar is in Libya and the high one lies in Europe. They are separated from each other by a
day-long voyage.” Inderdaad is de rots van Gibraltar meer dan 400 meter
hoog en de Monte Hacho bij Ceuta slechts wat meer dan 100 meter.
De Djebel Musa lijkt een rol te spelen in het verhaal van
Moses en zijn dienaar Joshua bij de samenvoeging van de twee zeeën. Deze
legenda is opgenomen in de Qur’an en wordt geïdentificeerd met de straat van
Gibraltar. Abu ḥamid al Garnaṭi (1180-1169/70 na Chr) was een Andalusische
cosmograaf en reiziger en hij plaatst de rots van Moses te Ceuta (Sabta): “In deze stad is de rots, waar Moses aankwam
en waar Joshua de geroosterde vis vergat ....”
De Griekse en Latijnse schrijvers uit de oudheid zien de
Djebel Musa als een pilaar van Herakles en noemen die Abila.
Ps.Skylax hanteert echter een oudere naam: Apini. Dit
is terug te voeren op Abini, ofwel het Fenicische ’ b n = steen of
gedenksteen.
Orosius vermeldt omstreeks 414 na Chr. de straat van
Gibraltar als volgt: “fretum Gaditanum
quod inter Habennae et Calpis duo contrario sibi promuntaria coartatur.” = the straits, which narrow between
the two opposite promontories of Abenna and Calpe .
|-> Abenna |-> Calpe
Eustathius
in de Paraphrase of Dionysius Periegetes: “as for the Libyan (Pillar) it is
called Abenna (Αβεννα) by Barbarians, but Huntress in Greek.”
Philostratus (geb.170 na Chr) gebruikt ook deze namen
in zijn boek : “Het leven van Apollonius van Tyana” (V,1): “the extremity of Libya, which bears the name
Abinna.”
(Ονομα δέ αΰτη Άβίννα).
De verwisseling van de n
naar de l komt ook voor in de
Fenicische en Berberdialecten, waardoor Abil ten tonele verschijnt. Volgens
Strabo voegt Eratosthenes na Apina (Απινι) er nog wat aan toe met de
naam Abiluka (Άβίλυκα). Deze toevoeging staat voor vouw en baai. Gecombineerd
krijg je dan de steen van de baai. De oorspronkelijke waarschijnlijk Fenicische
naam van de Djebel Musa is dus gewoon steen of gedenksteen. Die laatste
mogelijkheid komt vooral in beeld, omdat op de top van de Djebel Musa resten
zijn gevonden van een nog niet geïdentificeerd heiligdom.
De baai doet denken aan Benzu, dat door Ptolemeus
Exilissa (Eξίλισσα) genoemd kan zijn. In het Fenicisch zou dit ḥeq-še-‘Elišša
kunnen zijn (=baai van Elissa).
Rest nog een enkel woord over het eilandje Perejil, dat
V.Bérard gelijk stelt aan het mythische eiland van Ogygia, waar Calypso, de
dochter van Atlas, Odysseus zeven jaren wist te vermaken. Het zal eerder de rol
van heiligdom voor de passerende zeevaarders vervuld hebben. Ongeveer net
zoiets als Gorham’s cave aan de overkant te Gibraltar.
Diodoros verzamelt
eigenlijk legenden en daarnaast alle meningen, die hij bij anderen is tegen
gekomen:
IV 18.1:
... And after Heracles had visited a
large part of Libya
he arrived at the ocean near Gadeira, where he set up pillars on each of the
two continents.
IV 18.4: But since we have mentioned the pillars of
Heracles, we deem it to be appropriate to set forth the facts concerning them.
When Heracles arrived at the farthest points of the continents of Libya and
Europa which lie upon the ocean, he decided to set up these pillars to
commemorate his campaign. And since he wished to leave upon the ocean a
monument which would he had in everlasting remembrance, he built out both the
promontories, they say, to a great distance; consequently, whereas before that
time a great space had stood between them, he now narrowed the passage, in
order that by making it shallow and narrow he might prevent the great
sea-monsters from passing out of the ocean into inner sea, and that at the same
time the fame of their builder might be held in everlasting remembrance by
reason of the magnitude of the structures. Some authorities, however, say just
the opposite, namely, that the two continents were originally joined and that
he cut a passage between them, and that by opening the passage he brought it
about that the ocean was mingled with our sea. On this question, however, it
will be possible for every man to think as he may please.”
V 5: In telling stories of the following sort
about the founding of Gades, the Gaditanians recall a certain oracle, which was
actually given, they say, to the Tyrians, ordering them to send a colony to the
Pillars of Heracles: The men who were sent for the sake of spying out the
region, so the story goes, believed, when they got near to the strait of Calpe,
that the two capes which formed the strait were the ends of the inhabited world
and of Heracles’ expedition and that the capes themselves were what the oracle
called “Pillars”; and they therefore landed at a place inside the narrows,
namely, where the city of the Exitanians now is; and they offered sacrifice,
but since the sacrifices did not prove favourable they turned homeward again;
but the men who were sent at a later period, went on outside the strait, about
fifteen hundred stadia, to an island sacred to Heracles, situated near the city
of Onoba in Iberia, and believing that this was where the Pillars were they
offered sacrifice to the god, but since again the sacrifices did not prove
favourable they went back home; but the men who arrived on the third expedition
founded Gades, and placed the temple in the eastern part of the island, but the
city in the eastern (western!). For this reason some are of the opinion that
the capes at the strait are the Pillars; other, Gades; and others, that they
lie on ahead still farther outside the strait than Gades. Again, some have
supposed that Calpe and Abilyx are the Pillars, Abilyx being that mountain in
Libya opposite Calpe which is situated, according to Eratosthenes, in
Metagonium, country of a nomadic tribe; while others have supposed that the
isles near each mountain, one of which they call Hera’s island, are the
Pillars. Artimedorus speaks of Hera’s island and her temple, and he says there
is a second isle, yet he does not speak of Mount Abilyx
or of a Metagonian tribe. There are some who transfer hither both the Planctae
and the Symplegades, because they believe there rocks to be the pillars which
Pindar call the “gates of Gades” when he asserts that they are the farthermost
limits reached by Hercles. And Dicaearchus, too, and Eratosthenes and Polybius and
most of the Greeks represent the Pillars in the neighbourhood of the strait.
But the Iberians and Libyans say that the Pillars are in Gades, for the regions
in the neighbourhood of the straint in no respect, they say, resemble pillars.
Others say that it is the bronze pillars of eight cubits in the temple of
Heracles in Gades, whereon is inscribed the expense incurred in the
construction of the temple, that are called the Pillars; and those people who
have ended their voyage with visiting these pillars and sacrificing to Heracles
have had it noisily spread abroad that this is the end of both land and sea.
Poseidonius too, believes this to be most plausible account of the matter, but
that the oracle and the many expeditions from Tyre are a Phoenician lie. Now, concerning the
expeditions, what could one affirm with confidence as to their falsity of the
trustworthiness when neither of the two opinions is contrary to reason? But to
deny that the isles or the mountains resemble pillars, and to search for the
limits of the inhabited world or of the expedition of Heracles at Pillars that
were properly so called, is indeed a sensible thing to do; for it was a custom
in early times to set up landmarks like that.”
Overzicht
in chronologische volgorde:
naam
|
tijd
|
opmerkingen
|
Herodotus
|
5e
|
algemeen
|
Euctemon
|
5e
|
2
eilanden Hera
|
Ps.Skylax
|
4e
|
Lage pilaar Libya, hoge pilaar Europa
|
Eratosthenes
|
3e
|
Apini + Abiluka
|
Artimedorus
|
2e
|
2 eilanden Hera
|
Polybius
|
2e
|
algemeen
|
Plinius
|
1e
|
Algemeen
|
Diodoros
|
1e
|
Alle meningen/Calpe+Abilyx/planctae+ Symplegades/ Gades/
gewoonte land’marks’
|
Strabo
|
1e/1e AD
|
Pilaren met 2 eilanden/schiereiland/Hera/Abilyx
|
Pomponius
Mela
|
1e AD
|
Abila + Kalpe
|
Ptolemeus
|
2e AD
|
Ad Septem
Fratres + pilaar Abila
|
Philostratus
|
2e AD
|
Abinna
|
Itinerarium
Antonini
|
3e AD
|
Ad Septem Fratres + pilaar Monte del Hacko
|
Peutinger
tafel
|
3/4e AD
|
|
Avienus
|
4e AD
|
Abila (geeft Fenicische oorsprong weer)
|
Eustathius
|
4e AD
|
Abenna ofwel de jageres
|
Orosius
|
5e AD
|
Habennae + Calpis
|
|
|
|
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Conclusie:
De Grieken verzinnen een heleboel
verhalen omtrent de zuilen, die voor het merendeel verzinsels zijn. De
vermoedelijke werkelijkheid zal heel eenvoudig kunnen zijn. De Feniciërs kwamen
bij de straat van Gibraltar aan en realiseerden zich, dat ze toch wel in een
wat andere wereld en nog meer in een andere zee gingen belanden. Het lag voor
de hand, dat ze aan weerszijden van de straat een gedenkteken, grenspaal of
baken hebben opgericht. Waar precies is niet te zeggen. De rots van Gibraltar
en de Monte Hacko bij Ceuta liggen voor de hand, maar het kan in een wellicht
wat later stadium ook op de eilandjes en/of de Djebel Moussa en/of Tarifa
gebeurd zijn.
In dit verband is een inscriptie
van belang. KAI 78.4/6 van overigens een geheel andere plek maakt nu juist
gewag van zo’n gedenkteken als baken:
MnṢbt pslt...[h]’ ’bn ’rkt bkrš b‘lḥmn pny mb’šmš wṢd’ mṢ’ šmš
A sculpted stele,
being a tall stone bearing the figure of Baal-hammon, his face to the West and
his back to the East.
’bn = steen!
Dit lijkt heel toepasselijk voor
de kapen bij de zeestraat, temeer, daar de Griekse en Latijnse namen voor Ceuta
spreken over Abinna, Habennae, Abenna en dat verwijst naar het Fenicische ’bn.
Tot zover heeft het nog niets te
maken met de Zuilen van Herakles. Dit is waarschijnlijk wel terug te voeren op
de twee zuilen van de tempel van Melqart bij Gadir, waar de zeelui na de
geslaagde overtocht een offer brachten. Deze zuilen van Melqart werden door de
Grieken de Zuilen van Herakles genoemd en verplaatsten ze voor het gemak maar
meteen naar de kapen aan de zeestraat. Dat was nog net in hun gezichtsveld. Zo
gemakkelijk kwamen de Grieken niet in het gebied van de Atlantische oceaan. Bovendien
sloot het prachtig aan op hun legende over Herakles & Atlas.
Enige literatuur:
Boek
282:
ITINERARIA PHOENICIA .
Edward Lipinski. Orientalia Lovaniensia Analecta nr 127. Studia Phoenicia XVIII. Uitgeverij Peeters en
Departement Oosterse Studies. Leuven – Paris – Dudley, MA 2004. Een soort
reisverslag langs de vele kusten van de Middellandse zee en de Atlantische
oceaan.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Boek 220: 220.PLINIUS De Wereld.
Naturalis historia. Vertaald door Joost van Gelder; Mark Nieuwenhuis en Ton
Peters. Atheneum – Polak & van Gennep. Amsterdam 2004.
Boek 437: 437.POMPONIUS MELA Kreuzfahrt durch die Alte Welt. De chorographia libri
tres. Kai Bodersen. Wissenschaftliche Buchgesellschaft Darmstadt. 1994.
Map 171: Map
171 Strabo- volledige inhoudsopgave- mijn gegevens over Strabo- inhoud boek 434
Strabon Géographie, Germaine Aujac, Paris 1969 Met uittreksel + kaarten-
uitdraai LucusCurtius Strabo’s Geography book XVII Chapter 3.
Map
36.6
RIVISTA DI STUDI FENICI 1981, vol IX 1 ‑The Labours, Death and Resurrection of Melqart as Depicted on the
Gates of the Gades' Herakleion Yu.B.Tsirkin.
Map
80.15 The Pillars of the Phoenicians A suggested Historical Origin for The
Legend of The Pillars of Hercules William Serfaty 1.Mythology (Fiction)
2.Historical Origin 3.Traders 4.The Spiritual Significance of the Concept of
the Pillars 5.The Western Pillars 6.Enforcement of the Warning.
Map 86.22 Islote de Sancti Petri con el templo de
Melkart, Principal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten