H.R.van Diessen
Apeldoorn, 2005
De verre versie.
Inleiding.
In 212 of 211 v.C komen de legers van Hasdrubal, zoon van
Hamilcar en Gnaeus Scipio elkaar tegen bij een plaats in Keltiberië. De exacte
lokatie van deze plaats is nooit achterhaald.
Alleen Livius noemt deze plaats in zijn boek XXV 32.
Het verhaal.
In 211 v C is Hasdrubal in ieder geval weer terug op
zijn eigenlijke operatiebasis, maar waarschijnlijk al in de winter van 212/211
v.C.* Daarvoor was hij actief in Numidië.
Er worden weer drie afzonderlijke legers
samengesteld onder leiding van Mago, zoon van Hamilcar, Hasdrubal, zoon
van Gisgo en Hasdrubal, zoon van
Hamilcar. Mago heeft nu zeker zijn eigen leger onder zich gekregen, maar
opereert nog in nauwe samenwerking met Hasdrubal, zoon van Gisgo.
De Scipio's hebben inmiddels 20.000 Kelten(!) in hun
legers opgenomen. Zij zijn vast van plan een beslissing in Keltiberië te forceren.
Het feit, dat
het volgens een overlevering Kelten zijn en geen Keltiberiërs of Iberiërs kan
een verdere betekenis hebben. Het zou wel eens zo kunnen zijn, dat zij alleen
Kelten van benoorden de Ebro, of zelfs de Pyreneën in hun rangen opnamen en dat
zij dus geen voldoende aanhang bezuiden de Ebro vonden. Overigens heeft Livius
het onder XXIV,48 toch weer over Keltiberiërs.
Gnaeus en Publius schijnen een strijdplan opgesteld te hebben, dat gebaseerd is
op de lokatie van de legers van de Carthagers.
Hasdrubal, zoon van Hamilcar ligt met een leger bij Amtorgis,
het dichtst bij de frontlinie der Romeinen. Mago en Hasdrubal Gisgo hebben een
gezamenlijk legerkamp op 5 dagmarsen afstand van Hasdrubal, zoon van Hamilcar.
Helaas is de ligging van Amtorgis niet exact bekend, maar uit het verloop van
de komende strijd blijkt, dat dat waarschijnlijk vrij zuidwaarts geweest moet
zijn. Het plan van de Romeinen zou nu zijn geweest om beide legerkampen aan te
vallen, zodat een beslissing valt. Mochten zij zich alleen tot Hasdrubal, zoon
van Hamilcar richten en zijn leger vernietigen, dan zouden de legers van Mago
en Hasdrubal Gisgo zeker voorlopig een verdere strijd uit de weg gaan. Dat
willen de Scipio's voorkomen. Daarom gaat Cn.Scipio met 1/3 deel van het
Romeinse leger naar de positie van Hasdrubal, zoon van Hamilcar en P.C.Scipio
gaat met 2/3 deel van het leger naar het kamp van de andere twee Carthaagse
generaals. Gnaeus en Publius gaan mogelijk eerst samen in de richting van
Hasdrubal (Barcas), waarna de opsplitsing volgt. Bij dit plan kunnen
vraagtekens geplaatst worden. Ten eerste versnipperen de Scipio's zo hun krachten.
Ten tweede moeten ze tamelijk ver van elkaar opereren. Ten derde is er sprake
van een verrassing bij de Romeinen over de aanwezigheid en sterkte van de
Carthaagse strijdkrachten.
* : Hier wordt als jaar van de dubbelslag 211 v.C. aangehouden.
Andere auteurs reppen over
het jaar 212 of 210 v.C. als het jaar van de dubbelslag. Hier wordt dus het
jaar 211 v.C. o.a. aangehouden op basis van de in de overlevering, waarin
gerept wordt over:"Octavo anno, postquam in Hispaniam verrerat." Th.Mommsen
houdt het op het jaar 211 v.C.
Mogelijk is de echte gang van zaken geweest, dat Gnaeus Scipio
zich met zijn leger toch te ver voorwaarts heeft gewaagd, omsloten dreigde te
worden en dat Publius Scipio hem nog heeft trachten te ontzetten, maar daarin
niet slaagde. Het verhaal, dat ieder van de Scipio's een Carthaags leger wilde
aanvallen teneinde de beslissing te forceren is dan een mistverhaal om hun
tactische blunder te verhullen.
De gecompliceerde veldslag
wordt in verschillende fasen uitgevochten.
Hasdrubal, zoon van Hamilcar
is met een goedgevulde buidel geld uit Carthago teruggekomen en dat zal in de
aanstaande strijd de doorslag geven. Wat ook een belangrijke rol zal spelen is,
dat de vele Keltiberische stammen een paar jaar kennis hebben opgedaan met de
zogenaamde "bevrijding" door de Romeinen. De strijd begint met een ontmoeting
tussen de leger van Gn.Scipio en Hasdrubal, de zoon van Hamilcar.
Uit de voorafgaande paragrafen in de overleveringen moge vrij
aannemelijk zijn geworden, dat in het jaar 212 v.C. de Romeinen de bovenloop
van de Baetis (Castulo/Aurinx) hadden bereikt. De Romeinen hebben een opmars
via het binnenland gevolgd en het is zeer wel mogelijk, dat zij in het jaar 211
v.C. eindelijk doorgebroken zijn tot wellicht Osuna, Urso ofwel Munda een stuk
nog zuidwestelijker in de Baetis vallei. Hier zou Gnaeus Scipio dicht met zijn
leger bij dat van Hasdrubal, zoon van Hamilcar, gelegen zijn. Aan de andere
kant zijn er berichten, dat Publius Scipio in de buurt van Kastalon opereert (Appianus,
Iber.16,61) en dat is wel ca.500km van zijn broer verwijderd! Dat is wel erg
ver van elkaar verwijderd. Anderzijds is er sprake van een achtervolging van 29
dagen, waarbij pas de legers van de drie Carthaagse generaals verenigd werden
voor de laatste aanval en dat zou de verre verwijdering tussen de broers Scipio
weer kunnen verklaren. Hier wordt uitgegaan van een diepe penetratie van Gnaeus
Scipio in vijandelijk gebied in de Baetis vallei, waarbij hij verrast werd door
de sterkte van de plotseling opduikende Hasdrubal, zoon van Hamilcar. De legers
van Mago en Hasdrubal, zoon van Gisgo lagen op circa 5 dagmarsen en moeten dus
hoogstens in de buurt van de Sierra Morena dan wel de Saltus Castulonensis
gelegen hebben. Publius Scipio opereert vanuit Kastalon in de richting van de
Saltus Castulonensis, maar moet al snel omkeren!
Schema 2a.Beginopstelling
dubbelslag:*
░░░░░░░░░░░░░░░░
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓ ░ ░
▓ leger ▓ ░ Kelten ░
▓ van ▓ ░░░░░░░░░░░░░░░░
▓ Hasdrubal ▓
▓ zoon van ▓ n n
n n
▓ Hamilcar ▓ n n
n n Cn.Scipio
▓ ▓ n n
n n
▓ ▓ n n
n n
▓ ▓
▓ ▓ ░░░░░░░░░░░░░░░░
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓ ░ Kelten ░
░ ░
░░░░░░░░░░░░░░░░
rivier
|
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
Hasdrubal, zoon van
Hamilcar, ziet. dat een belangrijk deel van het Romeinse leger bestaat uit door
Gn.Scipio aangeworven Kelten en Keltiberiërs. Hij laat daarom Keltiberische
spionnen uit zijn eigen leger contact met hem te leggen. Deze weten hun
landgenoten om te praten en/of om te kopen. De Keltiberiërs verlaten massaal de
rangen in het leger van Gn.Scipio. Ze gaan ofwel naar huis, ofwel ze nemen
dienst in het leger van Hasdrubal, zoon van Hamilcar.
Als de helft van de Keltiberiërs mogelijk dienst nam, dan had
Hasdrubal in de komende lange achtervolging de beschikking over wellicht 25.000
man.
Schema 2b.Situatie na het
overlopen van de Keltiberiërs.
=======================================================
░░░░░░░░░░░░░░░░
░ Keltiberiërs ░
░░░░░░░░░░░░░░░░
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓>>>>>>
▓
leger▓▓▓▓▓▓▓▓▓>>>>>>
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓>>>>>>
▓ van
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓>>>>>>
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓>>>>>> nnnnnnnnnnnnnnnnn>>>>
▓ Hasdrubal
▓▓▓▓>>>>>>
█ n>>>>
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓>>>>>> █ leger van n>>>>
▓ zoon van
▓▓▓▓▓>>>>>> IN █ Cn.Scipio n>>>>
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓>>>>>> ACHTERVOLGING█ n>>>>
▓ Hamilcar
▓▓▓▓▓>>>>>>
█ n>>>>
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓>>>>>> █ n>>>>
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓>>>>>> nnnnnnnnnnnnnnnnn>>>>
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓>>>>>>
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓>>>>>>
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓>>>>>>
░░░░░░░░░░░░░░░░
░ Keltiberiërs ░
░░░░░░░░░░░░░░░░
Gn.Scipio ziet inderdaad in,
dat hij nu veruit de zwakkere partij is geworden en aanvaardt de terugtocht.
Het moet zijn doel zijn geweest om zich zo snel mogelijk met Publius Scipio te
verenigen. Hasdrubal, zoon van Hamilcar achtervolgt hem op korte afstand.
Gnaeus verlaat zo snel mogelijk de vlakte en tracht via de heuvels en bergen te
ontkomen, want in de vlakte zou hij geen partij meer geweest zijn voor
Hasdrubal. Dat hij via de heuvels en bergen opereert, betekent, dat hij veel
meer tijd nodig heeft om in oostelijke richting dichterbij Publius te komen.
Over welke vlakte praten we: die van de Baetis, op de Meseta of
rond Valencia?
Tegelijkertijd komt het tot
een confrontatie tussen het leger van P.Scipio en de ruiterij van Masinissa.
Dit zou in de buurt van Kastalon gebeurd moeten zijn. Op een gegeven moment
schijnt Publius door de ruiters van Massinissa zelfs in zijn legerkamp te zijn
opgesloten.
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
* : Liv. XXV 33.
Achter Masinissa rukken de
legers van Mago en Hasdrubal Gisgo op. Aan de achterzijde van P.Scipio doemt
voor de Romeinen een nieuw gevaar op. Daar verschijnt plotseling uit het niets
Andobales met 7500 Suessetanen. Hun woonplaats zou benoorden de Ebro zijn.*
Wat doen die overigens zo ver zuidelijk? Of zijn de Scipio’s
helemaal niet zo ver zuidelijk opgerukt? Plinius rept over SUESSETANIA en dat
ligt ten noorden van de Ebro rond de paats Osca. Die zouden wel van heel ver
komen!
Het leger van P.Scipio
dreigt in ieder geval bekneld te raken. Hij laat daarom in een versterkt
legerkamp Ti.Fonteius achter met de tros van het leger en gaat in de nacht zelf
met de hoofdmacht in de richting van Andobales om eerst deze vijand uit te
schakelen. Wat zich dan gaat afspelen, is meer een gevecht van marscolonnes dan
van slaglinies (Livius XXV,34).
Schema 2c.Begin van de
veldslag tussen P.Scipio en de strijdkrachten van Massinissa en Andobales.
===========================================================
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓
▓RUITERS ▓
▓VAN ▓
▓MASINISSA ▓
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓
¯¯¯¯¯¯¯¯¯¯¯¯¯
nnnnnnnnnnnnnn>>>>>>>
M █ n>>>>>
A █ het leger n>>>>>
G █ n>>>>>
O █ van n>>>>>
█ n>>>>>
<<<<<<<░░░░░░░░░░░░░░░░░
i █ P.Scipio n>>>>>
<<<<<<<░
░
n █ n>>>>>
<<<<<<<░ leger van
░
█ n>>>>>
<<<<<<<░ Andobales
░
a █ n>>>>>
<<<<<<<░ 7500
░
a █ n>>>>>
<<<<<<<░ Suessetanen
░
n █ n>>>>>
<<<<<<<░
░
t █ n>>>>>
<<<<<<<░░░░░░░░░░░░░░░░░
o █ n>>>>>
c █ n>>>>>
h █ n>>>>>
t nnnnnnnnnnnnnnnn>>>>>
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓
▓RUITERS ▓
▓VAN ▓
▓ MASINISSA ▓
▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓▓
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
* : Liv.XXV 34.
Het begin van de veldslag
verloopt voor P.Scipio natuurlijk niet slecht, want het legertje van Andobales
is veel kleiner. Hij wordt echter al snel in de flanken aangetast door de
ruiters van Masinissa. Niet veel later komt ook de gehele legermacht van
Hasdrubal, zoon van Gisgo en Mago ten tonele en omsingelen het leger van
P.Scipio volledig. Er zijn er weinig, die in de donkerte van de nacht kunnen
ontsnappen. Na hun grote overwinning haasten Mago en Hasdrubal, zoon van Gisgo
zich zo snel mogelijk naar Hasdrubal, zoon van Hamilcar. Die achtervolgt nog
steeds Gn.Scipio. Deze achtervolging zou maar liefst 29 dagen geduurd hebben. Gn.Scipio
tracht veiliger grond benoorden de Ebro te bereiken. Bij iedere afgelegde mijl
stijgen de verliezen. Het moet een marteltocht geworden zijn. Dan is het
eindelijk zover, dat Gn.Scipio's leger volledig omsingeld wordt door de drie
Carthaagse legers, aangevuld met de strijdkrachten van Masinissa (en
Andobales?). Er is geen ontkomen meer aan. Een deel van het Romeinse leger weet
nog wel te vluchten naar een kale* heuvel, waarbij in de haast nog een
verschansing opgetrokken wordt van de bagage en de zadels.
Dit zou misschien de heuvel van Ilorci (Lorca) aan de rio
Luchena of de heuvel Lorgui (nabij Murcia) aan de rio Segura (Tader) geweest
kunnen zijn. Het doet aan generaal Custer denken in de strijd tegen de
Indianen! Deze lokatie is nog erg zuidelijk en dicht in de buurt van Carthago‑nova.
Op zijn weg terug naar het noorden op weg naar Publius Scipio moet Gnaeus Scipio aan de bovenloop van de Guadalquivir en Segura zich gerealiseerd
hebben (dan wel bericht hebben gekregen van de nederlaag van Publius), dat hij
in de val dreigde te komen tussen het leger van Hasdrubal, zoon van Hamilcar
enerzijds en de legers van Mago, Hasdrubal, zoon van Gisgo, Andobales en
Massinissa anderzijds. Om dat te voorkomen boog hij af in ZO richting om met
een boog langs Carthago‑nova hieraan te ontkomen, waarbij hij en‑passant ook
nog eens Carthago‑nova bedreigde en zo mogelijk voor verwarring kon zorgen bij
zijn achtervolgers. Wellicht heeft Gnaeus Scipio zijn leger in de kuststreek
van Mastias Tarseion in veiligheid willen brengen bij een van de in oorsprong
Griekse plaatsen als Hemeroskopeion of Alonis. Dit was nog de enige
ontsnappingskans, want tussen hem en de Ebro stonden de drie Carthaagse legers,
Andobales en Massinissa's ruiters. Het ontsnappingsplan faalde.
Een aantal Romeinen probeert
zich te redden in het legerkamp, dat door de troepen van Ti.Fonteius bewaakt
wordt. Dat legerkamp valt na verloop van tijd natuurlijk ook in handen van de
Keltiberiërs en Carthaagse troepen. Slechts enkele resten van de twee legioenen
onder de leiding van L.Marcius Septimus weten zich benoorden de Ebro in
veiligheid te brengen.**
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
* : In die tijd moet het grootste deel van het Iberisch
schiereiland nog tamelijk bebost zijn geweest. De meeste kans op het voorkomen
van kale heuvels is gelegen in het zuidoosten van Spanje!
** : Liv.XXV 35‑39.
Een eerste commentaar:
Juist in dit jaar is ons de verwoesting bekend van een plaats in
het gebied van de Edetanen nabij het latere Valencia, namelijk Puntal dels
Llops.*
Welke samenhang ligt hier met de strijd tussen de vier broers en
hun legers? Is het een strafexpeditie van een van de Carthaagse legers geweest
bij de pacificatie van het gebied bezuiden de Ebro?
Lokaties van de veldslagen en de achtervolgingen zijn niet
betrouwbaar genoeg bekend, alhoewel het begin gevoeglijk bij Amtorgis gedacht
moet worden, maar ook die exacte lokatie is niet bekend. Over exacte verliezen
en sterkte van beide legers zijn we ook slechts karig geïnformeerd. In 214 v C
waren in Keltiberië twee legioenen aanwezig. Iedere Scipio moet dus minstens 1
legioen bij zich hebben gehad. Samen met de troepen van de Italische
bondgenoten moeten de Romeinen naar alle waarschijnlijkheid ca.20.000 man aan
troepen ter beschikking hebben gehad bij hun opmars naar het zuiden. Daarbij
kwamen dan ook nog de 20.000 ingehuurde Keltiberiërs.
De sterkte van de drie Carthaagse legers kan mogelijk op ieder
10‑15.000 man gesteld worden. omdat ze in totaliteit minstens gelijkwaardig
waren aan die van de Romeinen.
Hasdrubal, zoon van Hamilcar, bereikt in deze grote gewonnen
dubbelslag samen met zijn medeaanvoerders het militaire hoogtepunt van zijn
loopbaan. Dat bereikt hij niet direct door militair vermogen op het slagveld,
maar door op de juiste momenten genoeg troepen te organiseren en om te kopen ßn
door die troepen op de juiste plaats bij elkaar te brengen. Hierdoor ontstond
een zodanige overmacht over de Romeinse troepen, dat een overwinning welhaast
niet kon uitblijven. Dat zagen de Scipio's (te laat) en deden verder het enig
mogelijke: vlucht naar veiliger oorden. Die oorden bereikten zij niet meer. Het
organisatie‑ en diplomatiek vermogen van Hasdrubal, zoon van Hamilcar droeg bij
tot deze complete militaire overwinning van de Carthaagse zaak in het jaar 211
v C.
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
* : Zie: La deuxième guerre punique dans
l'est ibérique à travers les données archéologiques, P.Guérin, H.Bonnet,
C.Mata.
Schema 3: mogelijk overzicht
troepenbewegingen.
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
Ù
Ù Ù
Ù Ù
PYRENAEI Ù Ù
Ù Ù
Ù Ù
Ù Ù
Ù Ù
Ù Ù
Ù Ù
Ù Ù
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
~~~~~~~~~~~~~~Ebro
VVVV~~~~~
ANDOBALES
Ù 7500
Suessetani
Ù VVVV
Ù > X º >> Kastalon
Ù >
^^^^
VVVV
Ù > PUBLIUS SCIPIO
Idubeda Ù > ca.13.000 man
Ù
> ^^^^ VVVV
Ù > ^^^^
VVVV
^^^^ VVVV
^^^^
VVVV
Massinissa (ruiterij)
>>>>>>>>>>
^^^^ VVVV
HASDRUBAL
GISGO>>>>>>>>>>>>>>>>>>>> VVVV
ieder?+MAGO ca.15.000 man? VVVV
Romeinen & Mago zijn 5
dagmarsen van elkaar VVVV
^ VVVV
VVVV
5 dagmarsen? VVVV
VVVV
V
>>>>>>>>>>>>>>>>> VVVVVV
Baetis ca.25.000
man >>>>>
>>>>
>>>VVVVVV
HASDRUBAL>>>>>
>>>>>
>>> VVVVVV
ca.15.000 man>>>>
>>>>>
>>>VVVVV Carthago
>>>VVVVV nova
V GNAEUS SCIPIO>>>>ca.7000
man V>>VVVV
ca.27.000 man*
VV>VVVV
aantallen in X º Urso?
het begin Segura ?
Ù Ù Ù Ù Ù Ù Ù Ù Ù Ù Ù Lorca?
M O N S I L I P U L A
<‑ 29
d a g m a r s e n ‑>
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
* : Bij de aantallen is er van uitgegaan, dat Gnaeus Scipio alle
aangeworven Keltiberiërs (20.000) in zijn gelederen had. Dat kan ook de reden
geweest zijn, waarom hij zich met een dergelijke grote strijdmacht zo ver
zuidelijk waagde. Verder is aangenomen, dat de helft van de overgelopen
Keltiberiërs dienst nam in het leger van Hasdrubal, zoon van Hamilcar.
Pogingen tot verklaring.
1.Uitgangspunt: de naam in het zuidelijk deel van het
Iberische schiereiland.
Een vergelijkbare naam komt voor in Zuid-Portugal: Conistorgis. Deze plaats ligt volgens
Ptolemeus/Lacus Curtius ten noorden van het huidige Faro (Ossonoba) direct
achter een eerste berg. M.a.w. dit is Estoi of S.Bras de Alportel. In de naam
Conistorgis zit de naam ‘Conis’ en ‘torgis’. Conis slaat op de stam van de
Coniërs, die daar in de oudheid woonachtig waren.
Wat betekent ‘torgis’?
Vinden we nu een volk in Zuid-Spanje met de stam ‘Am’ in het
woord, dan kan het goed zijn, dat Amtorgis in het gebied van dat volk heeft
gelegen. Zulk een volk is echter tot nu toe niet gevonden.
Dan is er nog de mogelijkheid, dat Livius de naam verkeerd
heeft overgeschreven of geïnterpreteerd en is Amtorgis = Conistorgis. Toch is dat niet waarschijnlijk, want
volgens Livius ligt Amtorgis dichtbij een rivier, die Hasdrubal Barcas gaat
oversteken en Conistorgis ligt niet aan een echte rivier. Bovendien is het niet
waarschijnlijk, dat Gnaeus Scipio zo ver in dit gebied zou zijn doorgedrongen.
In Zuid-Spanje in het binnenland komen we overigens wel een
plaats Miturgis tegen in de kwadrant
Ci van de kaart van Lacus Curtius van de Baetica. Deze plaats ligt aan de
bovenloop van de Anas (Guadiana) of van de Baetis (Guadalquivir). Is Miturgis
dus een verbastering van Amtorgis of andersom? Mi wordt dus Am, of andersom.
Bij Plinius komen een plaatsnaam Isturgis tegen en dat ligt ten noorden de rivier Baetis ter hoogte
van Epora. In dezelfde streek, maar dan ten zuiden van de rivier de Baetis komt
de plaats Iliturgis voor. Ze kunnen allemaal in aanmerking komen.
In Zuid-Spanje komen we nog een andere plaatsnaam tegen en
dit Aurigitanum heeft een lokatie,
die wat exacter bekend is.
Castulo
===
Baetis ==============================
Aurigitanum
Tucci
|
Is Aurigitanum gelijk aan Amtorgis, dan is er dus een
lettergreep verwisseld.
Overigens wordt deze lokatie wel indirect ondersteund door de
getuigenis van Appianus (Hispaniensis 161), die Publius ook bij Castulo? plaatst,
of werd er Kastalo mee bedoeld? Gnaeus en Publius gingen samen immers eerst
naar Amtorgis en daarna ging Publius zijn eigen weg om het leger van Hasdrubal
Gisgo + Mago op te zoeken. Bovendien ligt dit Aurigitanum aan een rivier, die
Hasdrubal Barcas daarna gaat oversteken.
2.Uitgangspunt: Getuigenis van Plinius.
In zijn boek over de natuurkunde (3.9) heeft hij het over
een plaats Ilorca. De Baetis begint
volgens hem niet bij Mentessa, maar bij Tugia vlak bij het begin van de Tader
(Segura). Bij Ilorci maakt de Baetis een bocht om het grafmonument van Scipio
om vervolgens in westelijke richting langs Ossigi te stromen. In het begin is
de Baetis nog een beek, maar na Ossigi wordt het een rivier.
Deze beschrijving wijst in sterke mate op de bocht, die de
Guadalquivir maakt ten noorden van Cazorla in de strook Tranco-Garganta. Scullard (1930 blz 50 e.v) heeft Ilorci gelijk
willen stellen met Lorqui, maar dat lijkt toch niet waarschijnlijk te zijn.
Over welke Scipio hebben we het hier eigenlijk? Publius of
Gnaeus?
Als dit de ‘last stand’ van Gnaeus Scipio bij Tranco was,
dan moeten we dus 29 dagen terug rekenen om bij Amtorgis te komen. Dat komt
overeen met c.500 km, tenzij Gnaeus in een rondje heeft voortgemarcheerd en dat
is niet waarschijnlijk. Gnaeus bevindt zich in een heuvelgebied op het laatst
en heeft de bergen bijna bereikt. Hij komt uit een vlakte en dat moet de
Baetisvallei zijn. Kronkelend (en niet hemelsbreed) 500 km terug de Baetis
vallei in, dan kom je terecht op een hele verre westelijke lokatie en dan komt
mogelijk zelfs Conistorgis weer in beeld. Zo ver blijft onwaarschijnlijk, maar
het gebied tussen Sevilla en Cadiz is goed mogelijk.
Als dit de ‘last stand’ van Publius was, dat is een
terugtocht van Gnaeus van 29 dagen in de richting van de Ebro voorstelbaar en
moeten we Amtorgis dus inderdaad aan de bovenloop van de Baetis of de Anas
zoeken, ergens ten oosten van Cordoba. Dat klopt echter niet, want de eventuele
terugtocht van Gnaeus zou dan vooral door bergen zijn gegaan. Moeten we wel
blijven uitgaan van de onwezenlijke lange achtervolging van bijna een maand?
Nee dus.
3.Uitgangspunt: de naam in het noordelijk deel van het
Iberisch schiereiland.
Hier vinden twee plaatsen op de kaart van Ptolemeus/Lacus
Curtius, die gelijken op Amtorgis. Aan de Ebro zelf ligt een Biscargis ter hoogte van het Ilerda van
de Ilergeten. Indibilis was een vorst van de Ilergeten en de Suessetanen waren
zijn directe buren of misschien ook wel onderdanen. Dit zou de aanwezigheid van
Indibilis en Suessetanen in de dubbelslag wat meer verklaren dan bij een verre
zuidelijke lokatie.
Voorts is er een plaats Bucargis
ten zuiden van de Ebro in de bergen ter hoogte van Intibili (La Jana?). Er
vlakbij ligt een plaats met de merkwaardige naam Carthago Vetus!
Er is een scenario voorstelbaar, dat Publius en Gnaeus
Scipio eerst gezamelijk oprukken naar Biscargis of Bucargis. Dan gaat Publius
Scipio door in de richting van Kastalon, waar hij in moeilijkheden komt. In dit
plaatje past echter niet de tijd van 29 dagen tussen de dood van Publius en
Gnaeus. Wel is het nu verklaarbaar, waarom Tiberius Fonteius en de restanten
van de Romeinse legers erin slaagden om in veiligheid achter de Ebro te komen!
Daarentegen is de naamgelijkenis nu ook weer niet erg
overtuigend te noemen.
4.Uitgangspunt de overlevering van Livius per dag.
Dagen
|
gebeurtenissen
|
Bijzonderheden en opmerkingen
|
Dagen na de dood Publius
|
Dag 1
|
Vertrek Romeinse legers Publius + Gnaeus gezamelijk
|
HG + Mago zijn op 5 dagmarsen afstand. HB is dichterbij:
dus 2 à 3 dagmarsen?
|
|
Dag 2
|
Onderweg naar Amtorgis.
|
|
|
Dag 3
|
Aankomst in de buurt van Amtorgis.
|
Tussen het Romeinse leger en dat van HB bevindt zich een
rivier.
|
|
Dag 4
|
Vertrek van Publius met 2/3 van het leger.
|
In de richting van HG + Mago.
|
|
Dag 5
|
Geheime besprekingen met de leiders van de Celtiberiërs
door HB en vertrek van de 20.000 Celtiberiërs naar hun woonplaatsen
|
Er is geen bericht, dat Publius ondertussen een rivier moet
oversteken.
|
|
Dag 6
|
Aankomst Publius in de buurt van HG + Mago. Installatie
legerkamp.
Vertrek van Gnaeus uit Amtorgis.
HB steekt de rivier over.
|
Publius wordt dag en nacht belaagd door ruiterij van
Masinissa.
|
|
Dag 7
|
Gnaeus trekt weg, maar is nog in vlakterrein en dat is
zijn grote zorg. Legerkamp van Publius wordt zowat belegerd.
|
Het bericht komt, dat Indibilis met 7500 Suessetanen
onderweg is.
|
|
Dag 8
|
Midden in de nacht breekt Publius op uit het legerkamp om
Indibilis op te vangen. Direct gevechten in marscolonnes. Numidiërs op de
flanken. HG + Mago verschijnen ten tonele. Aanval in wigformatie en Publius
sneuvelt. Romeinen slaan op de vlucht. ‘Er zou niemand in leven zijn
gebleven, als de dag niet snel ten einde was gelopen.’
|
Tiberius Fonteius blijft met voldoende bezetting in het
kamp.
|
1e
|
Dag 9
|
HG + Mago houden nauwelijks rust en gaan direct door naar de positie van HB.
|
Men laat het Romeinse legerkamp ongemoeid.
|
2e
|
Dag 10
|
HG + Mago zijn onderweg naar HB
|
|
3e
|
Dag 11
|
Vereniging van de Punische legers? Er is vreugde over de zojuist behaalde overwinning.
|
Als je na bijna een maand weer bij elkaar komt, dan praat
je niet over een zojuist behaalde overwinning.
|
4e
|
Dag 12
|
Gnaeus bemerkt, dat zijn achtervolgers talrijker zijn
geworden en besluit zo ver mogelijk terug
te wijken.
|
Eerst nu maakt Gnaeus grote haast en wil veiliger oorden
bereiken. Is dat de Ebro?
|
5e
|
Dag 13
|
Gnaeus breekt op in de nacht en neemt een voorsprong.
Tegen de avond hebben de Numidische ruiters hem echter ingehaald. Gnaeus laat
zijn troepen afwisselend oprukken en halthouden om te vechten.
|
|
6e
|
Dag 14
|
In de nacht heeft Gnaeus zijn troepen verzameld op een
heuvel. De andere Punische aanvoerders arriveren met hun troepen. Bagage als
verschansing. Massale aanval en de Romeinen vluchten de naburige bossen in en
vandaar naar het kamp van Fonteius. Gnaeus sneuvelt op de 29e dag
na de dood van Publius????.
|
Het kamp van Fonteius kan dus niet echt veraf gelegen
hebben. Probeerde Gnaeus eigenlijk niet gewoon dit kamp met al zijn troepen
te bereiken?
|
7e
|
De achtervolging van enige weken is gewoon in het verhaal
van Livius niet goed onder te brengen. We komen maar tot 7 dagen na de dood en
Gnaeus terugtocht beslaat hoogstens 9 à 10 dagen. Waarom heeft Livius die
exacte infomatie van 29 dagen dan toch gebruikt? Vergiste hij zich gewoon, of
was het om de tocht van Gnaeus een dramatisch effect mee te geven. Missen we
gewoon informatie en hebben we geen weet van gebeurtenissen, die het wel
aannemelijk maken, dat er bijna een maand overheen ging bij deze sequentie van
gevechten.
Conclusie:
Een plausibel scenario:
- Amtorgis moet in een streek liggen, waar de taal lijkt op
die welke in Conistorgis werd gesproken. Dat is het zuiden van Portugal en het
grootste deel van de Baetis-vallei.
- Er is sprake van de inzet van Suessetanen van boven de
Ebro. Die moeten van ver komen. Als de Baetisvallei dan in aanmerking komt dan
toch aan de noordrand.
- Vanuit het kamp van Fonteius kunnen Romeinse eenheden toch
nog de Ebro bereiken. Als de Baetisvallei in aanmerking komt dan toch vooral de
noordrand daavan.
- Bij Appianus komen de plaatsen Kastalon en/of Castulo ter
sprake. Die lijken qua naam erg op elkaar. Ik ga er hier van uit, dat het Castulo
is geweest op basis van de andere overwegingen.
- Bij Amtorgis is sprake van een rivier. Bij het wegtrekken
van Gnaeus Scipio steekt Hasdrubal Barcas die over. Livius noemt niet zo maar
een rivier; hij heeft het over de
rivier. De topografische kennis van de Baetis-vallei was toen nog van een
niveau, dat hij waarschijnlijk er de hoofdrivier mee bedoeld heeft.
- Gnaeus Scipio bevindt zich in vlak terrein en maakt zich
daarover zorgen, want daarin is hij geen partij voor de troepen van Hasdrubal
Barcas meer. Dat moet ten zuiden van de Baetis geweest zijn. Ten noorden
daarvan liggen bergen.
- Gnaeus Scipio wil de heuvels en de bergen bereiken. M.a.w.
hij is op weg naar de streek van Cazorla. Hij gaat terug in oostelijke
richting. We horen niets van een passage van de rivier!
- Het verhaal van Plinius over de lokatie van het graf van
Scipio lijkt erg sterk te wijzen naar de bocht van Tranco-Garganta.
- De terugtocht van Gnaeus Scipio is vermoedelijk volgens de
daadwerkelijke berichtgeving van Livius slechts 9 dagen geweest en geen 29
dagen. Gerekend vanaf de bocht van Tranco-Garganta is dat een afstand van 200
tot 300 kilometer (niet hemelsbreed!). We komen dan hoogstens in de buurt van
Cordoba. Vlak daarbij ligt achter Epora de plaats Isturgis en dat kan dan
Amtorgis geweest zijn.
Maar, zeker weten
zullen we het hoogstwaarschijnlijk nooit.
Henk van Diessen
Apeldoorn, mei 2008.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten